(volksk.) was onder de boeren de zaak van de buurt, nl. van de nieuwe buurt; uitgeleide werd nooit gedaan ; het was altijd de inhaal. In de Achterhoek maakten de buren het huis schoon, ze witten de muren en schrobden de vloeren, ze wasten de ruiten en legden stro in de bedsteden.
Als al het werk gedaan was, staken de vrouwen de bezem uit het dak. De boeren stelden zich beschikbaar met paarden en wagens. Ten slotte volgde de willekumste, het intrekkingsmaal; alles tezamen een opnemingsritus. Dit gebruik is bekend in Drente, Ov., Geld., N.Brab. en Limb. Het vee werd langs de weg gedreven. Thans gaat het veel per auto, maar soms nog op kosten van de buren.
Opnieuw hielp de buurt mee bij de roggeoogst, als de nieuwe buurman zijn koren nog staan had op zijn oude land. In de Meierij zit het verhuizend gezin in een versierde huifkar, de strikkenkar, vaak met een verhuizingskroon.
