is een gebruikelijke naam voor de stokken, die dienen ter ondersteuning van stokbonen (z. Bonenstaken).
Ook oningekorte, rechte, weinig verlopende stam met een doorsnede op 1,30 m van het dikke einde van minder dan 17 cm. De s. worden in tegenstelling met het zwaardere stamhout niet individueel (genummerd) doch naar aantal geadministreerd. De kubering geschiedt naar daarvoor vastgestelde normen. In de bosb. is de stakenfase de 3e periode in de opstandsontwikkeling (z. Fase).