verhuizen
1) (1904) (Barg.) wegnemen, stelen. • Later heb ik zelf vijf „jantjes" (vijf jaar cel) gehad voor het „verhuizen" (wegnemen) van een paar meiertjes uit een „muntmeter" (brandkast). (A. Aletrino: Handleiding bij de studie der crimineele anthropologie. 1904) 2) (1950) (Vlaanderen, sch.) neuspeuteren: 'Ben je aan het verh...