Wat is de betekenis van VERHUIZEN?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

verhuizen

1) (1904) (Barg.) wegnemen, stelen. • Later heb ik zelf vijf „jantjes" (vijf jaar cel) gehad voor het „verhuizen" (wegnemen) van een paar meiertjes uit een „muntmeter" (brandkast). (A. Aletrino: Handleiding bij de studie der crimineele anthropologie. 1904) 2) (1950) (Vlaanderen, sch.) neuspeuteren: 'Ben je aan het verh...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

verhuizen

verhuizen - Werkwoord 1. ergatief van woonplaats veranderen Wij verhuizen morgen naar Rotterdam. 2. (ov) de inboedel van een ander overbrengen Dat bedrijf verhuisde hen naar een gloednieuw huis. Woordherkomst afgeleid van huizen met het...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

verhuizen

verhuizen - regelmatig werkwoord uitspraak: ver-hui-zen 1. in een ander huis gaan wonen ♢ onze buren verhuizen naar Haarlem 1. de boeken verhuizen naar een andere kast [worden in een andere kast ge...

2024-03-29
MOM's lexicon van de opvoedmisstanden

Marga Schiet (2003)

Verhuizen

Kinderen vinden het heerlijk om te verhuizen. Voor kinderen kan een verhuizing heel bedreigend zijn omdat ze daardoor hun vriendjes kunnen verliezen en soms ook naar een andere school moeten. Daarom is het goed om het zorgvuldig voor te bereiden. Je kunt in de nieuwe buurt eerst eens met zijn allen een kijkje gaan nemen en op onderzoek uitgaan. Je...

2024-03-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Verhuizen

(volksk.) was onder de boeren de zaak van de buurt, nl. van de nieuwe buurt; uitgeleide werd nooit gedaan ; het was altijd de inhaal. In de Achterhoek maakten de buren het huis schoon, ze witten de muren en schrobden de vloeren, ze wasten de ruiten en legden stro in de bedsteden. Als al het werk gedaan was, staken de vrouwen de bezem uit het dak. D...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Verhuizen

v., forfarre, forhûzje, oergean; wij gaan morgen —, wy sille moarn oer.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Verhuizen

(verhuisde, is en heeft verhuisd), 1. van woning, van huis veranderen: wij gaan verhuizen; — (spr.) verhuizen kost bedstro, verhuizen is duur; 2. de dienst verlaten (van meiden, knechts enz.); — (gemeenz.) sterven ; 3. (oneig.) verplaatst worden: dit fiche moet verhuizen naar de R. ; 4. iemand verhuizen, z...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

verhuizen

verkopen; opmaken. Die broger verbuist al z'n schrappes.