is een in de plantk. vaak gebruikte term voor gevallen, waar slechts sprake is van een samen opgroeien. Zo lijkt bij de linde de bloemsteel vergroeid te zijn met het bij de bloem behorende schutblad; bij onderzoek van de gehele ontwikkeling blijkt echter, dat de aanleg van het schutblad en die van in de oksel daarvan zich tegelijkertijd vormende aanleg van de bloem(steel) niet van elkaar gescheiden zijn en van het begin af met elkaar opgroeien.
Dit proces noemt men congenitale vergroeiing (congenitaal = samen ontstaand). V. van gescheiden uitgegroeide plantendelen komt echter ook voor, b.v. tussen de calluslijsten om een wond van een boomstam, en als uitzondering als een natuurlijke enting bij met elkaar kruisende wortels van de beuk. In beide gevallen wordt het buiten de cambiale laag zich bevindende weefsel weggedrukt en de 2 cambium-lagen verenigen zich.