Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Tuinarchitect

betekenis & definitie

De t., die grotere en kleinere tuinen en parken ontwerpt, leiding geeft aan en toezicht uitoefent op de uitvoering, staat tot de opdrachtgever in dezelfde verhouding als de architect, d.w.z hij behoort geen belangen te hebben bij leveranties e.d. De t. moet van bodem en bodernbewerking, plantmateriaal, kweekwijzen en bijzonderheden daarvan, plantenkeuze en groepering, tuinaanleg en bouwkundige beginselen op de hoogte zijn, zijn ontwerptalent hebben geschoold, bovendien mensenkennis hebben en overwicht op uitvoerend personeel.

Opleiding en rijping vergen 10-15 jaar, hetzij via Middelb. Tuinbouwschool, praktijk en verdere cursussen op verschillend gebied, hetzij via H.B.S., Landbouwhogeschool en een aantal jaren praktijk.De t. in Ned. zijn georganiseerd in de Bond van Ned. T. (B.N.T.). Een waarborg inzake kundigheid is geschapen door de Commissie tot Erkenning van Tuin- en Landschapsarchitecten, ingesteld door het Min. van Landb. met medewerking van de B.N.T. Een 40-tal t. is erkend op grond van hun ontwerpen en uitgevoerde werken; jongeren zullen een examen moeten afleggen, dat in 1953 voor de eerste maal is afgenomen. Vakopleiding en algemene ontwikkeling worden vereist voor toelating tot het examen, doch zodanig, dat ook zonder academische opleiding de titel is te verkrijgen.

Tuinarchitectuur omvat de tuinkunst, de techniek van aanleg en onderhoud van park en tuin, de sortimentskennis t.b.v. park en tuin. Voor het eerste z.a.; het tweede omvat de wijze van tekenen {aangeven), berekenen en uitvoeren van grondverzet en grondbewerking, grondverbetering etc., ook voor speciale doeleinden zoals sportparken, kweeken volkstuinen, keuring en behandeling van plantmateriaal, wijzen van planten en behandeling na het planten, waaronder aanleg en onderhoud van gazons van allerlei aard.

De sortimentskennis valt niet samen met de dendrologie of de systematische botanie der siergewassen, want niet de plantkundige kenmerken zijn belangrijk, maar eisen aan bodem en vocht, bestandheid tegen klimaatomstandigheden en tegen ziekten en kwalen, groeisnclhcid en vorm en uiterlijk op verschillende leeftijd en/of op verschillende standplaats, bladkleur, bloem en vrucht, herfstkleur e.d. D.w.z. het sortiment moet gekend worden in de sierwaarde en gebruikswaarde.

Wat grondbewerking etc. aangaat, raakt de t.techniek aan de cultuurtechniek, bodemkunde en bemestingsleer, kan daar veel aan ontlenen doch beschikt ook over eigen werkwijzen, die voor landbouwdoeleinden dikwijls te gecompliceerd of te arbeidsintensief zijn. Wat de behandeling van het plantmateriaal aangaat, sluit de t. aan bij de tuinbouwplantenteelt, boomteelt, vaste plantenteelt, enz. doch de doelstelling is niet binnen zo kort mogelijke tijd en met zo min mogelijk arbeid en kapitaal een zo groot mogelijk kwantum gewassen van bepaalde, zo goed mogelijke kwaliteit af te leveren, doch de plant en de plantengroepering zo gunstig mogelijke levensvoorwaarden te bieden gedurende een dikwijls vrij lange periode, waarin een bepaalde, dikwijls vrije en vrijstaande ontwikkeling wordt gewenst. Deze levensduur kan voor boomgroepen en gazons in parken tot 50 à 80 jaar lopen, terwijl de tuin van het voorstads-huurhuis dikwijls na enkele jaren weer totaal zal worden gewijzigd.

Bij het maken van plannen en het beramen van de uitvoeringswijze rekent men dan ook bij de huurtuin op de toestand na 3 à 4 jaar, bij de tuin van het eigen woonhuis op die na 8 à 10 jaar, bij het openbare park is de periode, waarna nog geen diepgaande wijziging nodig behoort te zijn, 20-40 jaar. Deze verschillen beïnvloeden de grondbewerking, de soort van bemesting, de degelijkheid van paden, omheiningen, schoeiingen, drainage etc., en zeer sterk de keuze van het plantenmateriaal, de plantafstanden, het al of niet gebruiken van wijkers en blijvers.

In de kleine tuin streeft de hovenier veelal naar een onmiddellijk effect, plant dus dicht bijeen en vult geregeld aan met bollen en 1-jarige planten. Deze werkwijze is totaal ongeschikt voor het grote openbare park, waar de onderhoudskosten moeilijker zijn te overkomen dan de eenmalige aanlegkosten. Vaak wordt gepoogd daar bosbouw-methoden toe te passen, die echter niet geheel toepasselijk zijn, omdat de dunningstechnieken het park periodiek een onaantrekkelijk uiterlijk kunnen verlenen en veel meer zorg en arbeid kan worden, besteed aan de individuele bomen, boom- en heestergroepen. De t. op kleine schaal, de aanleg van tuinen met korte levensduur, is in Ned. vrijwel geheel in handen van de hoveniers, waarvoor een bloemist-hoveniersopleiding en middenstandsdiploma wordt gevergd. Aan de eisen voldoet nog slechts een klein percentage van de leden van de hoveniersvakvereniging, doch pogingen om tot betere opleidingen te komen, worden steeds ondernomen. Deze opleiding geschiedt voorn. door winter-avondcursussen, deels op de tuinbouwscholen.

Opleidingen, m.o.m. ver in de richting van plantsoenopzichter, uitvoerder t., enz. worden gegeven aan de tuinbouwscholen Huis te Lande, Frederiksoord en Boskoop, aan de laatste met een vervolgcursus bedoeld voor assistent-tuinarchitecten. Wenselijk zou het zijn dgl. vervolgonderwijs op een gemakkelijker bereikbaar punt te geven, zodat het door meer, reeds in de t. werkzame jongeren zou kunnen worden gevolgd.

De studierichting tuin- en landschapsarchitectuur van de Landbouwhogeschool te Wageningen beoogt tuinarchitecten af te leveren, die als gelijke kunnen deelnemen aan het teamwork van architecten, stedebouwers, sociaalgeografen, civiel-ingenieurs en dergelijke in de planologische diensten en bureaux.

De t. bestaat dus in Ned. op verschillende niveaux, met allerlei overgangen ertussen. Het peil van de Ned. t. is goed; de tuinen zijn vakkundig aangelegd, ordelijk en net, doch missen de innige belangstelling voor plant en bloem, die bij het Eng. publiek aanwezig is. Park en plantsoen is belangrijk beter dan in België en Frankr., staat echter achter bij Duitsl. en Scandinavië, waar sinds vele tientallen jaren het peil van het middelbaar en vervolg tuinarchitectuuronderwijs beter is geweest; vooral aan de ontwerpende zijde.

J. T. P. BIJHOUWER.