Struiken, die buiten worden geteeld en op het veld de bloemknoppen aanleggen, doch terwijl ze in winterrust verkeren in de kas worden gebracht om ze vroeger in bloei te trekken. De belangrijkste trekheesters zijn sering, Prunus triloba, Prunus serrulata, Forsythia en sneeuwbal.
Bij Forsythia worden meestal afgesneden takken geforceerd. Het trekken vindt bij hoge temp. plaats, maar is slechts mogelijk nadat de struiken een periode van koude hebben doorgemaakt. Door Forsythia en Prunus te bewaren in een koelhuis, is het trekken vroeger mogelijk.