Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Texels schaap

betekenis & definitie

Tot ca 1900 komt het z.g. Oude T.s. voor, dat behoorde tot de groep van de polderschapen.

Het werd zowel voor de melk-, als de wol- en de vleesproductie gehouden. Het was tamelijk laatrijp en weinig vruchtbaar. De vacht was fijn maar licht, de melkproductie goed, het vlees mager met goede smaak. De meeste dieren werden op 1½-jarige leeftijd geslacht, de oude (z.g. mokken) werden verkocht naar Holland en de Betuwe voor de slachtbank-vetweide. Ten gevolge van de concurrentie met de wol uit Austr. en Z. Afr. en de grotere vraag naar vlees werd dit Oude T.s. omgekruist (na ca 1850) tot een vlees-wol schaap.

Hiervoor werden Eng. vlees-wol rassen gebruikt, vooral de Lincoln. Na enige tijd werd teruggekruist met het Oude T.s. en een scherpe selectie toegepast. Van ca 1900 af heeft men niet meer gekruist, maar de bastaarden onderling gepaard en naar een bepaald type geselecteerd. Zo is langzamerhand het nieuwe of verbeterde T.s. ontstaan, dat thans in Ned. vrijwel het enige schapenras is van econ. betekenis. (Heideschapen en Friese melkschapen zijn er nog slechts enige honderden.) Het is een vroegrijp vlees-wol schaap. De fokkerij is gericht op een vroegrijp vlees-schaap met een behoorlijke hoeveelheid wol van goede kwaliteit en ruim voldoende melk voor het grootbrengen van de lammeren. Het T.s. vertoont de moderne vleesvorm.

De bouw is breed en diep met een gespierde rug en lendenen, een zeer goed ontwikkelde achterband, vooral in de dijen (bouten). De kop is vrij kort en breed, onbewold en bedekt met fijn wit haar. De kruin is vlak, de neus donker gekleurd of zwart. De oren zijn groot met helder gekleurde zwarte vlekjes. Hals en lichaam vertonen een gedrongen bouw. De romp is diep en de rug en lendenen zijn breed en sterk, het kruis is vlak en vierkant; de dijen zijn zeer goed ontwikkeld.

De benen zijn sterk. De onbewolde onderste delen van de benen zijn bedekt met fijn wit haar. De staart is breed en bewold en reikt tot aan de hak. De wol is sterk gekronkeld, lijn en gesloten van stapel.Het T.s. vertoont een fraaie, harmonische bouw. Het is een sterk, sober schaap met een groot aanpassingsvermogen. In de lammertijd, Febr., Mrt en Apr. brengen de pasgeboren lammeren maar enkele nachten binnen door en blijven verder buiten. Ook op oudere leeftijd komen de schapen vrijwel niet meer op stal. Alleen bij zeer strenge winters met veel sneeuw worden zij opgehokt. Bijvoederen in het land vindt niet plaats, behoudens wanneer de ooien hoogdrachtig zijn en de eerste weken na het lammeren.

De lammeren groeien zeer snel: op de leeftijd van 6 maanden wegen zij, onder normale omstandigheden, ca 55 kg. De beste slachtrijpe 1 ½ -jarige ooien wegen ca 100 kg. Het slachtpercentage (wat overblijft na aftrek van huid, kop, wol, poten en ingewanden) bedraagt 55 à 60%. De wolkwaliteit is zeer goed en behoort tot de klasse prima en eerste. De wolopbrengst bedraagt bij de eerste scheer voor de rammen ca 6 kg en voor de ooien 5 kg. Het gemiddeld aantal geboren lammeren bedraagt gemiddeld 1,88 per ooi en het gemiddeld aantal grootgebrachte 1,62.

Het ras heeft bewezen zich overal in Ned. en ook daarbuiten goed aan te passen. Na 1920 heeft het T.s. zich vanuit Texel zeer snel over alle provinciën verbreid en heeft alle andere rassen verdrongen. Men vindt thans in alle provinciën een Texels schapenstamboek.

In België, Frankrijk en Tsjecho-Slowakije is men het doelbewust gaan fokken. Andere landen, waarheen uitvoer met succes plaatsvond, zijn: Spanie, Duitsl., Indon., Z. Am. (Peru), Egypte en Z. Afrika.

H.VERSCHUYL.

< >