is een groot boomgesl. uit de fam. Combretaceae, verspreid over de trop. gebieden van de gehele wereld.
Vele soorten leveren uitstekend timmerhout, de in Indon. voorkomende soorten zijn echter in dit opzicht van minder betekenis. Voor Indon. zijn de belangrijkste soorten: T.belerica ROXB., djaha Jav. . een hoge zware boom uit de laagland-moessonbossen van Z.O.Azië en Indon., waarvan het weinig duurzame hout, hoewel het in zware afmetingen is te verkrijgen, zelden door de inheemse bevolking wordt gebruikt. De looistofrijke vruchten worden gedroogd met die van andere T.-soorten en onder de naam van myrobalanen verhandeld.T.catappa L, katapang (Soend.), ketapang (Jav.), is een hoge zware boom, met een typisch in etages opgebouwde kroon, uit de strandbossen van Z.O. Azië en Indon., die om zijn tegen de bladwisseling fraai rood verkleurend loof, veel op woonerven en in parken wordt aangeplant. Het vrij zware, taaie doch slechts matig duurzame rode hout, wordt wel voor huizen- en prauwenbouw gebruikt. De zeer smakelijke olierijke zaadkernen worden vaak in gebak als een surrogaat voor amandelen gebruikt.
T.superba ENGL. et DIELS, de bekende limba, is een grote Congolese boom, vooral verbreid in Mayurnbe en is de belangrijkste soort voor houtuitvoer uit Congo. Hoogte tot 40-50 m, met plankwortels tot 5 m boven de grond. Het hout is homogeen, middelmatig hard en zwaar, geelachtig grijs, gemakkelijk te bewerken, zeer geschikt voor schrijnwerkerij, versiering, triplex-fabricage, zeer bestand tegen temperatuurschommelingen (centrale verwarming) .