(bosb.) is de hoek, die de tak maakt met de hoofdstam. Bij de meeste houtsoorten varieert deze hoek tussen 60° en 70.
Bij sommige is zij veel kleiner, nl. 20 -30 (o.a. Populus nigra var. italica, Cupressus sempervirens), bij andere groter ca 90 (o.a. Terminalia en Homalium), terwijl vele hooggebergte-coniferen door de hoge sneeuwdruk hangende twijgen hebben.