1. Stapelrecht, stapeldwang: middel van economische ordening vooral uit de tijd vóór de Franse revolutie.
Het hield voorn. in, dat de agrarische en andere producten uit zekere streek afkomstig en/of langs bepaalde wegen af- en aangevoerd op de stapelplaats ter markt gebracht en overgeladen moesten worden, hetgeen soms verkoopsplicht inhield. In Ned. waren de meest bekende stapelplaatsen: Dordrecht (voor de waarden en eilanden rondom de stad) en Groningen (voor de Gron. Ommelanden). De oude stapelrechten zijn door de revolutie van 1795 in Ned. en omstreeks diezelfde tijd bijna overal elders afgeschaft.2. Veestapel wil zeggen al het vee, dat aanwezig is, hetzij per bedrijf, per provincie, per land enz.
3. De wolvacht is opgebouwd uit s., doordat de wolharen de eigenschap hebben zich met andere wolharen te verbinden door in elkaar te kronkelen. De onderlinge verbinding van de s. geschiedt door de keerharen. Zijn de s. tot aan de buitenkant van de vacht toe goed met elkaar verbonden, dan spreekt men van een gesloten vacht. Dit in tegenstelling met een open vacht. Ook bij katoen spreekt men van s. (z. ook Stapellengte).
4. bosb. Op s. leveren is het hout verzameld in s. leveren, in tegenstelling met de levering van het hout op de plaats, waar de boom is gevallen.