(bosb.) Het geleidelijk afstoten van de onderste takken van een boom bij het ouder worden, waardoor een takvrij stamstuk ontstaat. Deze takafstoting wisselt sterk naar houtsoort.
Sommige houtsoorten, zoals de Albizzia falcata in de tropen, vertonen zelfs in vrijstand een goede s. de meeste soorten, waaronder de naaldhoutsoorten, doen dit echter eerst na sluiting van de aanplant. Bij enkele (o.a. fijnspar en douglas) sterven de onderste takken bij het optreden van sluiting wel af, maar blijven dan nog zeer lang aan de stam zitten. Voor het verkrijgen van waardevol takvrij stamhout is dan noodzakelijk deze door snoeien te verwijderen. Met het oog op de kosten geschiedt dit gewoonlijk slechts aan de keurbomen, die ten slotte de eindopstand zullen vormen, met speciale takzagen tot 12 m hoogte toe.