Staatsinstelling, die de aan het Rijk behorende bossen en andere terreinen beheert. Het S. werd bij de Wet van 21 Juli 1899 opgericht en is gevestigd te Utrecht.
Het ressorteert thans onder het Min. van Landb., Visserij en Voedselvoorziening. In het begin bestond zijn taak uitsluitend uit het beheer van enkele staatsbossen en de bebossing van aan het Rijk toebehorende woeste gronden. In 1907 werd de taak uitgebreid met de bemoeienissen t.a.v. de Gemeentebcbossingen met renteloos voorschot. Later ook met de uitvoering van verschillende wettelijke bepalingen (Noodboswet 1917, Boswet 1922, Natuurschoonwet 1928, e.a.). Ook de bosbouwk. voorlichting behoort tot de taak van het Staatsbosbeheer.Het beheer der staatsbossen omvat zowel het technische als het financiële beheer. Het technische personeel bestond op 1 Jan. 1950 uit 1 directeur, 3 inspecteurs, 40 houtvesters en 103 boswachters (bosbouwkundige ambtenaren). Het domeinbeheer omvat voorts het toezicht op verschillende woeste gronden (duinen, heide, stuifzanden), welke gedeeltelijk voor bebossing bestemd zijn. Vooral gedurende de jaren na 1929 werden grote uitgestrektheden woeste grond bebost (werkverruimingsobjecten); voor zover nodig werden daartoe in die tijd zelfs complexen woeste grond aangekocht (Drente). Van zijn diensten betreffende de gemeentelijke bebossingen met renteloos voorschot (1907) hebben thans 62 gemeenten en instellingen gebruik gemaakt met een totale oppervlakte van 18.500 ha, waarvan nu 15.500 ha is bebost.
Deze bebossingen, voorn. gelegen in Brab. en Limb. staan onder toezicht van hel S.
Ook de natuurbescherming vormt een belangrijke taak voor het S. Indirect door de uitvoering van wettelijke bepalingen in deze, voor zover het natuurreservaten betreft en landgoederen, die voor het natuurschoon van betekenis zijn (Natuurschoonwet 1928, waaronder zich thans ruim 700 landgoederen met een oppervlakte van ca 106.000 ha hebben gesteld). Direct omdat het zelf verschillende reservaten (90 stuks, totaal 11.000 ha) in stand houdt met het oog op de geol., botanische, ornithologische, archaeologische of landschappelijke betekenis ervan. Ook beheert het S. een aantal objecten van het Min. van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (tezamen 1.500 ha).
De voorlichting door het S. omvat o.m. bosbouwtechnische voorlichting aan derden, in het bijzonder openbare lichamen; medewerking aan en propaganda voor de bosbrandweer; onderwijs aan de cursussen der Ned. Heidemij; uitgifte van vlugschriften, wandplaten, e.d.; inzendingen op tentoonstellingen; het onderhouden van een museum te Utrecht. Het S. is voorts belast met het samenstellen en bijhouden van een statistiek over de oppervlakten bos en woeste grond in Ned. Daarnaast wordt een prijzen- en een massa-statistiek bijgehouden van het geproduceerde en gevelde hout, alsmede in samenwerking met de Ned. Heidemij over de jaarlijkse bos- en heidebranden en de daardoor geleden schade. Op het gebied van de landschapsverzorging werkt het S. mede door het geven van advies over de aanleg van beplantingen langs Rijks- en provinciale wegen.
G. HOUTZAGERS
Lit.: Forestry in the Netherlands and the State Forest Service (Staatsbosbeheer 1945); Het werk van het Staatsbosbeheer (1952); De bosbouw in Ned. (Ned. Boschb. Ver. 1950).
(België) Onder het S. vallen de bossen en wouden die behoren tot de Staat, de provinciën, de gemeenten, de gemeentewijken en de openbare instellingen. Deze bossen worden volgens de wet van 19 Dec. 1854 beheerd door het Beheer van Waters en Bossen, dat een afzonderlijke algemene directie uitmaakt van het Min. van Landbouw.
De voornaamste rol van dit beheer is het verzekeren van het behoud, de administratie en het toezicht op de aan het bosregime onderworpen bossen. Ook vallen onder de bevoegdheid van dit beheer, de reglementering van de jacht en van de riviervisserij, als ook de leiding van het Opzoekingsstation van Waters en Bossen te Groenendaal.
De gewestelijke of buitendiensten zijn opgericht om de opdrachten van het Centraal Beheer uit te voeren. Zij bevatten een zeker aantal inspecties. Aan het hoofd van iedere inspectie staat een woudmeester. De inspecties zijn ingedeeld in houtvesterijen, waarvan het beheer aan een houtvester is toevertrouwd.
De woudmeesters en houtvesters worden in het boswetboek onder de collectieve naam als ambtenaren van het bosbeheer aangegeven. Onder hun gezag staan de aangestelden van het bosbeheer, nl. de brigadiers en boswachters en voorheen ook de landmeters van het bosbeheer. J. RONDOU.