is in groene staat geoogste rogge, die meestal vers aan het rundvee wordt verstrekt. Evenals bij snijhaver is ook hier de maximale hoeveelheid 25 kg dag.
S. wordt veel gebruikt als overgangsvoer van stal naar weide (voorjaar) en sinds de laatste jaren (vooral op de Veluwe) ook van de weide naar de stal (herfst). In het laatste geval kan men bij een juiste behandeling de rogge daarna ook nog als rijp gewas oogsten zonder dat dit de opbrengst veel schaadt. Een nadeel van voorjaarssnijrogge is dat zij een zeer droge stoppel achter laat. Bij de z.g. Heino-trilogie: snijrogge ->voederlupinen -> stoppelknollen heeft men een zeer grote jaaropbrengst. De voederwaarde van s. is: vre 2,1; zw 10.Sinds 1955 wordt in Vlaams België s. in sommige gevallen ter vervanging van stoppelknollen geteeld, nl. na een vrucht of in gronden, die geen normale opbrengst aan stoppelknollen laten verwachten. Men zaait dan Petkuser zomerrogge die vóór de winter ingekuild kan worden.