noemt men in de bosb. het houtgebrek, dat zich vertoont als een langs de jaarringen verlopende scheur, waardoor de buitenste houtlagen van de binnenste worden gescheiden. De r. kan geheel rondlopen, in welk geval men van los- of ringhartigheid spreekt, of zij kan zich slechts tot een deel van de jaarring beperken.
Dit gebrek treedt vooral op in de stamvoet van oude, vrijstaande bomen. Het zet zich meestal slechts ca 1 m stamopwaarts voort. Het is een zeer ernstig houtgebrek, omdat in dgl. gevallen meestal meer r. en ook radiale scheuren optreden, waardoor het hout bij verzagen in stukken uiteenvalt.