Op grond van art. 8 der Landbouwuitvoerwet 1929 zijn in Ned. bepalingen vastgesteld m.b.t. de uitvoer van pootaardappelen. Uitgevoerd mogen alleen die pootaardappelen worden, die geschikt zijn voor uitpoting, die zich in een goede gezondheidstoestand bevinden en die zodanig verpakt zijn, dat alle aardappelen in een verpakkingseenheid tot één ras behoren.
Ten bewijze, dat de pootaardappelen, die voor uitvoer bestemd zijn, voldoen aan de hier genoemde eisen, moet de verpakking voorzien zijn van merken of tekenen, die door de N.A.K. als de op grond van de wet erkende keuringsinstantie zijn uitgereikt.