(Ned.) De P., ingediend in 1935, aangenomen in 1937 en in werking getreden in 1938, werd bijna geheel weer buiten werking gesteld door het Pachtbesluit dat in Nov. 1941 werd afgekondigd.
( België) De jongste P. in België dagtekent van 7 Juli 1951 en is een verbetering van de P. van 7 Mrt 1929. Het nagestreefde doel is enerzijds aan de pachter een grotere pachtzekerheid te verlenen, o.m. door het verlengen van de pachtduur (z. Tijdpacht) en anderzijds aan de pachter de mogelijkheid te schenken zekere werken uit te voeren, die voor het bedrijf nuttig zijn, zelfs zonder de toestemming van de eigenaar, doch met machtiging van de vrederechter en voor deze werken een vergoeding bij het verstrijken van de pacht te ontvangen.
Een andere verbetering van deze wet heeft betrekking op de opzegging. Bij de wet van 1929 behoefde de eigenaar, die van zijn opzeggingsrecht wilde gebruik maken, geen reden op te geven. Thans moet, op straf van nietigheid, de opzeggingsbrief een ernstig geachte reden opgeven en is de pachter gerechtigd de ernst van de aangegeven reden te betwisten.
Ten einde de geschillen tussen pachter en verpachter te voorkomen, legt de wet in principe de verplichting op een geschreven pachtcontract op te stellen. Ter bescherming van de pachter, beschouwt de wet zekere pachtelausules, die niet overeen te brengen zijn met een rationele bedrijfsvoering of die te zware lasten aan de pachter opleggen, als nietig en ongeschreven. Ten slotte regelt de wet de pachten tegen een prijs in natura of met verwijzing naar de prijs van bepaalde landbouwproducten (z. Mobiele pacht).