(volksk. In de Kempen
(1) Het verhuizen van een boer, bij het einde van de pacht, naar een andere boerderij. Zijn nieuwe geburen komen met karren en paarden hem o., met zijn huisgezin en roerende have. Eén huifkar wordt door de meisjes bijzonder gepaleerd met rozen en vaantjes. Ze is de rozenkar of rozenlandkar. en vervoert de boerin en haar jongste kinderen. Onder het zingen van Rozelandliederen trekt de lange stoel karren naar de nieuwe hoeve. Voor de dienst trakteert de boer de nieuwe geburen met rijstpap en krentenbrood.
(2)Het verhuizen van knechten en meiden. Dit geschiedde op St Jansavond. de nieuwe meester kwam de gehuurde knecht of meid o. met versierde huifkar (Stjanskar, Rozenlandkar). Op de kar zat de nieuwe bode met de kist; de geburen-
meisjes reden mede en zongen Rozelandliederen.
Naar Rozeland willen wij varen,
naar Rozeland zullen wij gaan...