(1866-1945) was een Am. zoöloog en geneticus. Oorspronkelijk was hij experimenteel embryoloog, maar omstreeks 1908 begon hij met zijn beroemd geworden erfelijkheids- en mutatie-onderzoek bij het bananenvliegje Drosophila, al spoedig in nauwe samenwerking met zijn leerlingen BRIDGES, MULLER en STURTEVANT.
In de jaren 1910-1915 werden de verschijnselen van koppeling en overkruising ontdekt en geanalyseerd. Deze analyse leidde M. en zijn medewerkers tot het opstellen van de hypothese, dat ieder gen (genenpaar) op een bepaalde plaats in een bepaald chromosoom (chromosomenpaar) is gelocaliseerd. De verkregen resultaten werden in 1915 samengevat in The mechanism of Mendelian heredity en vormden de betrouwbare basis voor het verdere cytogenetische onderzoek.