Gezonde koeien geven gezonde melk met slechts weinig bacteriën. Het aantal bacteriën, dat er bij het melken en de verdere m. in terechtkomt, moet dus zo klein mogelijk blijven, terwijl vermeerdering van de reeds aanwezige bacteriën zoveel mogelijk moet worden tegengegaan.
De melker en zijn kleding zowel als de koe en het melkgereedschap dienen uiterst zindelijk te zijn. Niet zorgvuldig gereinigde emmers en kannen vergroten het bacteriecijfer in hoge mate.In de winter moet de melk dadelijk in een frisse omgeving buiten de stal worden gebracht, daar ze in de stal gemakkelijk met veel bacteriën kan worden besmet en allerlei ongewenste geuren kan opnemen. In de weidetijd plaatst men de bussen in de schaduw. Bij het overgieten van de melk kan men ze tegelijkertijd teemsen, al wordt over de waarde hiervan voor verbetering van de bacteriologische kwaliteit verschillend geoordeeld. Grove vuildeeltjes (huidschilfers, stukjes gedroogde koemest, haren c.d.), die de melk een onsmakelijk uiterlijk geven, worden er echter door verwijderd. Als de melk niet dadelijk verwerkt wordt, is het gewenst ze zo snel mogelijk af te koelen op 10 à 12 C om de verhoging van het bacteriecijfer te voorkomen.