(1707-1778) een Zweeds predikantenzoon, die zijn doctorstitel verwierf in Harderwijk, heeft door zijn plantensystematisch werk een wereldnaam verkregen. Hij werd in 1742 professor in de botanie te Uppsala.
Zijn hoofdwerk verscheen in 1753: de Species Plantarum. In dit tweedelige boekwerk beschreef hij alle toen bekende planten kort en bondig onder vermelding van de oudere synoniemen. Daarmee deed hij zich kennen als een uitstekend waarnemer van planten, levend en dood. Bijzondere betekenis kreeg de daarin steeds toegepaste methode ter aanduiding van de soorten, waarbij achter de geslachtsnaam een tweede naam werd toegevoegd (binomische nomenclatuur). Deze tweede naam werd tot cle eigenlijke soortnaam van tegenwoordig. Zijn beschrijvingen konden zo kort en bondig zijn, omdat hij in zijn Philosophia botanica de nodige termen had gedefinieerd. De kunstmatige indeling voorn. naar het aantal meeldraden, welker functie pas kort tevoren was ontdekt, en van de stampers, het z.g. sexuale systeem, is pas in deze eeuw door een meer natuurlijke indeling vervangen.