vroeger Tachinidae, rupsenvliegen, vormen een grote groep van hogere vliegen, o. Diptera.
Zij worden als zeer nuttig beschouwd omdat hun larven in tal van andere insecten parasiteren, voorn. in rupsen en bastaardrupsen, soms ook in keverlarven, sprinkhanen e.a. De meeste soorten plakken hun eieren op de gastheer; de jonge larven boren zich door diens huid naar binnen en voeden zich van de inwendige organen en weefsels van het slachtoffer, dat ten gevolge hiervan te gronde gaat. Verpopping heeft meestal buiten de gastheer in een puparium plaats. Andere soorten deponeren hun eieren op plantendelen: de jonge larven weten bepaalde voorbijtrekkende insecten te bereiken en zich in hun lichaam in te boren. In nog andere gevallen worden de eieren in groten getale op bladeren afgezet en met het blad b.v. door rupsen gegeten. De verdere ontwikkeling heeft vervolgens via het maag-darmstelsel plaats.
Er zijn vele soorten, ook in Indon. Ze spelen een grote rol in de vrije natuur als regulerende factor van insectenplagen.
