Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Rupsen

betekenis & definitie

zijn de larven van de vlinders, o. Ixpidoptera.

De kop is als regel goed ontwikkeld, bolvormig of iets afgeplat. Antennen en ogen zijn sterk gereduceerd en vlak bij de monddelen geplaatst. Monddelen bijtend en kauwend, op de onderlip mondt de spinklier uit. Het lichaam is in principe cylindrisch en bestaat uit 11 segmenten: de eerste 3, het borststuk vormend, dragen ieder een paar echte pootjes, z.g. borstpootjes. Van de 8 overige buik- of abdominale segmenten dragen het 3e t/m 6e z.g. buikpootjes en het 8e de z.g. naschuivers. Deze zijn te beschouwen alseenvoudige huiduitstulpingen, voorzien van chitinehaakjes in bepaalde rangschikking. Bij tal van uilen span-r. zijn de eerste 3 paar buikpootjes gedeeltelijk of geheel verdwenen. In enkele gevallen zijn alle borsL- en buikpootjes gereduceerd (slak-r. ). De chitinehuid der r. is óf glad óf wrattig gestekeld óf behaard. Dikwijls zijn op de huid chitineplaatjes (sklerieten) in een bepaalde rangschikking aanwezig, voorzien van één of enkele langere of kortere zintuig-borstelhaartjes. Bepaalde huidklieren treden eveneens op. de haren van sommige r. kunnen jeukende huidontstekingen veroorzaken.

De levenswijze der r. loopt zeer uiteen, meestal zijn ze phytophaag en eten ze bladeren. Sommige boren of mineren. Andere voeden zich met droge en soms dierlijke producten, zoals wol, en met afvalstoffen. Ze spelen soms een rol als voorraadinsecten. Er komen ook carnivore soorten voor, die zich gewoonlijk met blad- en schildluizen voeden. R. ondergaan meestal 4 lot 5, zelden meer vervellingen.

Volwassen zijnde veranderen ze in een pop, soms boven soms onder de grond, al dan niet omgeven door een cocon resp. in een aardholte. Wegens hun vreterij zijn tal van r. zeer schadelijk. Bestrijding kan geschieden m.b. v. maag- of contactvergiften, in de vorm van sproei- of stuifmiddelen. Rupsennesten zijn schuilplaatsen, die de r. zich spinnen om daarin te overwinteren, of om zich daarin s nachts en bij regenachtig of donker weer terug te trekken. Deze zijn soms gedeeltelijk opgebouwd van bladeren die door een taai en dicht spinsel worden bijeengehouden, zoals b.v. de bastaardsatijnvlinder dit doet. Deze nesten komen veel voor bij de r. die tot de onderorde der Bombycoidea of spinners behoren.

Echter ziet men ze ook wel bij andere rupsen, b.v. de stippelmotten (onderorde der Microlepidoptera), in het bijzonder Hyponomeuta-soorten, op sleedoorn, meidoorn, vuilboom, vogelkers, lijsterbes, appel. Deze Hyponomeulas verpoppen zich ook in de spinsels.