te Groningen. Dit instituut is in 1889 opgericht als Rijkslandbouwproefstation, belast met controlewerkzaamheden on landbouwkundig onderzoek.
Het werd in 1916 bestemd uitsluitend voor wetenschappelijk landbouwkundig onderzoek en kreeg de naam Rijkslandbouwproefstation voor Akker- en weidebouw. Bij de reorganisatie in 1939, waarbij onder nieuwe taakverdeling ook het C.I.L.O. te Wageningen werd opgericht, werd het in 1926 afgesplitste Bodemkundig Instituut met het Rijkslandbouwproefstation onder een éénhoofdige leiding gebracht. In 1945 gingen de beide instellingen in beheer over naar de Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (T.N.O.) onder de naam Landbouwproefstation en Bodemkundig Instituut T.N.O. De huidige taak van het instituut is de bestudering van bodem en bodemvruchtbaarheid in vrijwel al zijn aspecten: bemesting, sporenelementen, plantenvoeding, bodemfactoren, grondwaterstand, drainage, botanisch onderzoek, microbiologisch onderzoek, de ontwikkeling van nieuwe methoden van onderzoek, enz.Het onderzoek wordt verricht in de laboratoria (veel potproeven) en te velde. Op een totaal van ca 200 medewerkers zijn er ca 35 wetenschappelijke onderzoekers: landbouwkundigen, bodemkundigen, biologen, chemici en physici.