ontstaat bij een te sterke, vooral kunstmatige droging van een houtwerk, waardoor het uit de buitenlaag verdampte water niet snel genoeg uit de dieper gelegen lagen kan worden aangevuld. Terwijl het hout in de kern dus nog tamelijk nat is, treedt in de buitenlaag reeds krimping op, welke echter door de niet krimpende kern m.o.m. verhinderd wordt.
Als gevolg hiervan ontstaan in de buitenlaag trek-, in de binnenlaag drukspanningen. De buitenlaag (korst) zet zich, zonder normaal te hebben kunnen krimpen. Soms treden daarbij scheuren opGeleidelijk verliezen ook de binnenlagen hun vocht. Nu verhindert de korst echter normale krimping van de kern, waardoor een omkering van spanningen optreedt. In het eindstadium is het gehele houtwerk gelijkmatig droog, doch de spanningen blijven bestaan. Bij verdere verwerking van het hout kunnen die spanningen ongewenste vorm-
veranderingen, kromtrekken, soms ook scheuren, enz. veroorzaken.