Wanneer een vaste stof met geringe dampspanning wordt opgelost in een vloeistof, kookt de oplossing bij een hogere temp. (T) dan de zuivere vloeistof (T’). Er treedt k. op.
Voor een sterk verdunde oplossing van een stof, waarvan men de dampspanning kan verwaarlozen bij de kooktemp. T, geldt: T’ - T = x RT2/L. Hierin is x de molaire concentratie van de oplossing d.w.z. het aantal grammoleculen opgeloste stof per grammolecule totale oplossing, R de gasconstante - 1,98 cal C grammolecule en L de verdampingswarmte per grammolecule voor de zuivere vloeistof. Bij dissociërende stoffen dient men voor x de totale molaire concentratie van alle bestanddelen in te zetten, waarin de stof is gedissocieerd r die van de ongesplitst gebleven stof. De uitdrukking voor de k., die streng geldt voor het grensgeval van uiterste verdunning, blijkt dikwijls tot aanzienlijk grotere concentraties nog goed op te gaan, wanneer de stof niet dissocieert noch associatie met het oplosmiddel vertoont. Daar uit de k. de molaire concentratie berekend kan worden, levert de k. een methode ter bepaling van het moleculair gewicht van een stof.
Hierbij gaat men uit van de bij zeer verdunde oplossingen vastgestelde molaire k. Deze bedraagt o.a. voor water 5,2, voor aether 21,1, voor chloroform 36,6.