1. (plantk.) K. is een minder gebruikelijk woord voor zaadlob, cotyl of cotyledo; in hel
bijzonder de bladachtige, assimilerende zaadlobben van epigaeische kiemplanten.
2. (dierk.) Bij de zich ontwikkelende zygoot ontstaat via het 2-, 4-, 8-cellige enz. en hel morulastadium een kiemblaasje, waarin 3 k. kunnen worden onderscheiden nl. ectoderm (buitenlaag), endoderm (binnenste laag) en daartussen het mesoderm. Uit deze drie k. ontstaan de verschillende delen van het lichaam. Zo is de huid b.v. ectodermaal, het darmkanaal endodermaal en het geraamte mesodermaal van oorsprong.