Onder h. verstaat men bij de dieren uitwisseling van CO2 en O2 tussen de
buitenwereld en het bloed via de intacte huid. Bij de hogere dieren is deze ademhaling slechts van zeer ondergeschikte betekenis. De speciaal voor de ademhaling ingerichte longen verzorgen ongeveer 99% van de gaswisseling, de rest geschiedt d.m.v. de huid en de slijmvliezen, die met de buitenlucht in contact zijn.
Bij koudbloedige dieren, speciaal bij amphibieën speelt de h. een grotere rol. Zo kunnen kikvorsen gedurende hun winterslaap geheel in hun dan sterk gereduceerde behoefte aan zuurstof voorzien d.m.v. zuurstofabsorptie door de huid uit het omgevende water.