De h. is een verhouding tussen grondeigenaar en grondgebruiker, welke er toe strekt, aan de eigenaar de aanwezigheid van behoorlijke gebruikers op zijn gronden te verzekeren en aan de gebruikers het vaste gebruiksrecht van de grond op veelal voor hen aannemelijke voorwaarden te waarborgen. Dit laatste - het gebruiksrecht van de grond praktisch erfelijk, tegen zeer lage, vaste pachten - moet gesteld worden tegenover de onvrijheid der gebruikers, gelegen in de verplichting op het goed te blijven, te huwen alleen met soortgenoten e.d.
Men kon zich aan deze banden onttrekken, al dan niet tegen betaling, maar men was dan het gebruiksrecht kwijt; men kon daarover niet vrijelijk beschikken. In het O. van Gelderl. en Overijssel heeft h. in deze vorm nog tot de Franse revolutie bestaan; daarna zijn de vroegere horigen als eigenaren hunner gronden aangemerkt tegen afkoop hunner vroegere verplichtingen. I.h.a. heeft, na de vroege middeleeuwen, de h. in Ned. niet veel betekend.