Wat is de betekenis van Horigheid?

2024-04-29
Geschiedenis & Samenleving

Cees van der Kooij & Marjan de Groot-Reuvekamp (2009)

horigheid

Systeem van pachters, die bij de grond hoorden. Ze hadden een eigen stukje grond, maar werkten een groot deel van de week voor hun heer. Ze mochten het landgoed niet verlaten.

2024-04-29
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Horigheid

Horigheid, de afhankelijkheidsband van halfvrijen met hun heer. De horigen waren persoonlijk vrij, maar gebonden aan de grond die ze moesten bewerken. Zij mochten de → heerlijkheid niet verlaten en niet buiten het grondgebied huwen zonder toestemming van de heer. In ruil daarvoor kreeg de horige bescherming van zijn heer en was hij verzekerd van ee...

2024-04-29
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Horigheid

zie horigen.

2024-04-29
Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Horigheid

rechtspositie van een klasse van personen (horigen, halfvrijen) die in een erfelijke afhankelijkheidsverhouding stonden tot hun hofheer. Zij waren persoonlijk vrij. maar gebonden aan de grond die zij bewerkten. De oorsprong is onzeker, maar horigheid bestond reeds in de laat-Romeinse tijd, toen men door de achteruitgang van het inwonertal de schaar...

2024-04-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Horigheid

De h. is een verhouding tussen grondeigenaar en grondgebruiker, welke er toe strekt, aan de eigenaar de aanwezigheid van behoorlijke gebruikers op zijn gronden te verzekeren en aan de gebruikers het vaste gebruiksrecht van de grond op veelal voor hen aannemelijke voorwaarden te waarborgen. Dit laatste - het gebruiksrecht van de grond praktisch erfe...

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Horigheid

v., onvrijheid ; afhankelijkheid ; — oneig. in toepassing op planten die aan een bep. bodemgesteldheid of andere omstandigheden gebonden zijn.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

horigheid

v.Horfon-Hozémont(or('5-oze’mö) gemeente in de provincie Luik (B 2) 1770 ha, 8475 inw. Landbouw, steenkolenmijn. [ [-4.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

horigheid

v., onvrijheid; afhankelijkheid. (e) Sedert de vroege middeleeuwen was horigheid de rechtspositie van een klasse van personen (horigen) die in een erfelijke afhankelijkheidsverhouding stonden tot hun hofheer. Van slaven onderscheidde de horige zich, doordat hij juridisch niet een zaak, maar een persoon was die zelf rechten had. De oorsprong van de...

Gerelateerde zoekopdrachten