Gesl. van kleine motjes, fam. Gracilariidae, waarvan een aantal soorten schade aan cultuurgewassen kan veroorzaken.
De bekendste soorten zijn wel: G. azaleella BRANTS, het z.g. azaleamotje en G.syringella SPUL., het seringenmotje. Het laatstgenoemde insect wordt tegenwoordig wel tot een apart genus gerekend nl. Xanthospilapteryx. Het azaleamotje wordt in geheel Eur. in de azaleacultuur aangetroffen, maar is uit Japan afkomstig, liet rupsje maakt aanvankelijk een mijn aan de onderzijde van het blad, gewoonlijk uitgaande van de nerven. Later verlaat de halfvolwassen rups deze mijn en gaat in een door haar opgerold blad leven. Meestal worden achtereenvolgens twee bladeren op deze wijze opgerold en aangetast. De aangetaste bladeren worden bruin en vallen af.De bestrijding vindt plaats door bespuitingen met 0,1% parathion of 0.3% loodarsenaat. In kassen kan men gassen met blauwzuur.
Het seringenmotje veroorzaakt een meer ontsierende dan schadelijke aantasting van seringenbladeren. de rupsjes leven in een grote bladmijn, die spoedig bruin verkleurt. Bij ernstige aantasting ziet de struik er dor uit. De grotere rupsen verlaten de bladmijnen en rollen meestal de bladeren in de breedte op, zij vreten in deze bladrol verder. Vooral ligusterhagen kunnen sterk aangetast worden, deze vormen op kwekerijen dikwijls een bron van besmetting voor seringen. de bestrijding voert men uit met parathion.