noemt men kiemplant en ontkiemingswijze waarbij de zaadlobben, nadat het reservevoedsel er aan onttrokken is, door het uitgroeien van het hypocotyl boven de grond gebracht worden. Zij worden groen, gaan assimileren (kiembladeren) en nemen dus op deze wijze deel aan de voeding van de kiemplant.
Men vindt dit bij de meeste Naaktzadigen, b.v. Coniferen; ook bij zeer vele Tweezaadlobbigen, bijna alle kleinzadigen, maar ook vele grofzadigen, zoals beuk, boon enz. (z. ook Hypogaeisch).