Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Eenzaadlobbigen

betekenis & definitie

of monocotylen vormen één. der 2 klassen van Angiospermen en kenmerken zich door het voorkomen van slechts één zaadlob in het zaad. die bij de kieming meestal niet naar buiten komt, maar als schildje zorgt voor het transport van de reserve-stoffen naar de zich ontwikkelende kiem. Voorts verschillen de e. van de tweezaadlobbigen of dicotylen, doordat de bladeren zelden netnervig zijn, maar evenwijdig generfd, de bloemen zeer vaak drietallig zijn, de stengels en de slechts in enkele families optredende houtige stammen verspreide vaatbundels vertonen, een gesloten cambiumring missen en daardoor ook de secundaire diktegroei.

De e. omvatten veel minder soorten dan de dicotylen. Toch komen er tal van soorten met kleinere of grotere economische betekenis onder voor: als leveranciers van voedingsmiddelen (o.a. granen, klapper, banaan, gember), als voedergewassen (grassen), als sierplanten (o.a. bolgewassen, orchideeën), en als leveranciers van bamboe, rotan, en van aetherische oliën. Alkaloiden worden zeer zelden door e. gevormd, waarmee het geringe gebruik van e. in de volksgeneeskunst wel in verband zal staan.

< >