Het planten van bos in de duinen: meestal ter vastlegging van het stuivende zand, doch ook voor de econ. productie van hout (Les Landes, Frankr.). In Nederland worden daarvoor gebruikt de Oostenrijkse, de Corsicaanse, de zee-, de berg-, en de gewone pijnboom.
Loofhoutsoorten zijn minder geschikt voor bebossing van het stuivend duin en worden meer geplant in de rijkere, vochtigere en beter beschutte duinvalleien en duinpannen. Men treft hier van nature de berk en de eik aan en voorts ook de abeel, de grauwe abeel, de meidoorn, de zwarte els, de gewone esdoorn, de zwarte- en de ratelpopulier, de lijsterbes en enige wilgensoorten. In tegenstelling met b.v. de bebossingen in de duinen van Les Landes geschiedt de aanleg in Ned. door planting, omdat bezaaiing te onzeker is; deze slaagt nl. alleen op de gunstigste plaatsen en onder gunstige weersomstandigheden.
Lit.: J. A. VAN STEYN, Duinbebossing. Proefschrift Wageningen, 1923.