De algemeen bekende splitsingsregel van MENDEL (de bastaard Aa geeft gameten A en a in de verh. 1:1 en daardoor een F2 van AA, Aa en aa in de verh. 1:2:1) geldt voor normaal diploide organismen (2n), waar ieder der n chromosomen van het genoom in tweevoud, disoom, voorkomt. Vandaar de term, disome erfelijkheid.
In een autotetraploid organisme (4n) komt elk der n chromosomen van het genoom in viervoud, tetrasoom, voor. De splitsing geschiedt dan volgens de regels van de tetrasome erfelijkheid.