De geslachtscellen van iedere plant- en diersoort bezitten een enkel stel chromosomen en heten daarom haploid. Dit haploide aantal wordt aangeduid met n.
Bij de bevruchting verenigen een ♀ en ♂ geslachtscel zich en de kern van de bevruchte eicel bezit daardoor 2 (gelijke) stellen chromosomen, ze is diploïd (2n). Dit diploide aantal (2n) blijft i.h.a. behouden in alle cellen van het uit de bevruchte eicel ontstaande individu. D.m.v. de reductiedeling wordt het diploide aantal in de geslachtscellen weer tot het haploide gehalveerd.