In de laatste jaren zijn er verschillende machines geconstrueerd, waarmede de boterbereiding geheel of gedeeltelijk in een ononderbroken gang geschiedt. de bereiding van de boter volgens dit procédé wijkt geheel af van de tot nog toe gebruikelijke bereidingswijze. de meeste van deze machines verkeren thans nog in een proefstadium. In het geheel bestaan er op het ogenblik al een 6-tal verschillende van dgl. werktuigen.
Een ervan is in Ned. op proef geïnstalleerd geweest, een andere is reeds in praktisch gebruik.Bij de Alfa-machine wordt room met een vetgehalte van 30-35% bij 92o C gepasteuriseerd en daarna bij 55-60o C gecentrifugeerd, zodat men ten slotte room krijgt met een vetgehalte van ca 82%. Deze ‘plastische’ room heeft dus hetzelfde vetgehalte als boter. Als er in een verzamelbakje genoeg van deze room opgevangen is, wordt hij in een doseerinrichting gelaten, waarin men er desgewenst zout en kleursel aan toevoegt. In de daarop volgende transmutator wordt de room gekoeld lot op 8° à 12°. Terwijl ze door dit deel van de machine gedreven wordt, vloeien de Vetbolletjes van de room gedeeltelijk samen, terwijl het water fijn verdeeld blijft; de room verandert dus in boter. In dik-vloeibare toestand verlaat de boter de machine.
Ze kan meteen in vaten of een andere verpakking worden opgevangen. Zoals uit het bovenstaande blijkt, ontstaat er bij dit procédé geen karnemelk en krijgt men zoete boter.
In de machine van FRITZ verwerkt men room met een vetgehalte van 40-50%. Men kan deze aanzuren met zuursel, maar mag de room niet zuur laten worden. de room wordt nu afgekoeld tol 6 - 12o C; daarna wordt deze in een bufferbakje gepompt, waarin het niveau steeds op dezelfde hoogte wordt gehouden. Van hieruit komt de room via de trechter in het bovenste horizontaal liggende gedeelte, de karn. De toevoer wordt geregeld met behulp van de reguleerkraan. De karn bestaat uit een dubbelwandige cylinder: door de ruimte tussen de wanden kan men een koelmedium laten stromen om de room op de gewenste temp. te brengen. Het karnen geschiedt met schoepen, die op de as gemonteerd zijn. De as wordt gedreven door de elektromotor c.
De boter en de karnemelk, die hierbij ontstaan, vallen door de kap in de schuin liggende kneedinrichting. In deze kneder bevinden zich 2 wormen, welke door een motor worden aangedreven. De wormen brengen de boterkorrels naar boven in de eigenlijke kneedruimte. De karnemelk vloeit af naar het reservoir. De boter wordt in de kneedkamer door een aantal geperforeerde platen geperst. De kneedkamer is, evenals de karn, dubbelwandig, zodat het mogelijk is de boter onder de bewerking af te koelen. De boter verlaat de machine door de rechthoekige opening.
B. VAN DER BURG.