Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Clematis

betekenis & definitie

fam. Ranunculaceae.

Groot gesl. van merendeels klimmende heesters met meestal samengestelde bladen. Vele soorten hebben een blijvende, geveerde stijl op de vrucht, waardoor de plant in de zomer als met pruiken bedekt is. Voor de tuinb. is de groep met de grote bloemen het meest belangrijk; deze bloemen hebben grote, vaak brede, heldergekleurde bloemdekbladen. De meeste van deze cultuurvormen zijn ontstaan uit kruisingen van C.lanuginosa LINDL. met C.patens MORR. et DENE en C.florida THUNB.. Andere bekende grootbloemige vormen zijn C.jackmanii MOORE (C.lanuginosa X viticella), die veel tegen muren wordt geplant en C.durandii DURAND (C.integrifolia X jackmani), een vaste plant, die nog al eens voor snijbloemen wordt gekweekt. Een afwijkende soort met vrij grote bloemen is C. montana BUCH. HAM. uit Centr. Az. met 4-tallige, witte of rose bloemen, die in bundels aan kortloten geplaatst zijn.

Een grote groep wordt gevormd door de kleinbloemige soorten, waartoe als algemeen bekende soorten behoren: C.vitalba L., een inheemse klimmende struik met roomkleurige bloemen; C.recta L., een vaste kruidachtige plant uit Centr. Eur. met crèmekleurige bloemen en holle stengels. Een soort met m.o.rn. buisvormige bloemen en drietallige bladeren is C.heracleifolia de. uit China; het is vooral een bastaard met deze soort C.bonsedtii WEHRH., die men in de tuinen als vaste plant met blauwe bloemen aantreft. Er zijn ook soorten met gele bloemen b.v. C.tangutica (MAXIM.) KORSH. uit Centr. Azië.

< >