In het beginstadium van een 'kerndeling, en jonge prophase, zijn de chromosomen nog langgestrekt draadvormig (later, in de metaphase, zijn ze veel korter en dikker). Zo’n dunne chromosoomdraad of chromonema is geen volkomen gladde draad, maar vertoont meestal, het duidelijkst in de prophase van de eerste reductiedeling, een aaneengeschakelde serie van opzwellingen, sterk kleurbare lichaampjes.
Dit zijn de c. Deze fijnste structuur der chromosomen is geheel constant en in de z.g. reuzenchromosomen bij Drosophila zijn alle ruim 5000 c. der vier chromosomen herkenbaar en elk heeft zijn eigen nummer ontvangen (z. Erfelijkheid).