Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Chloroplasten

betekenis & definitie

komen voor in plantencellen en zijn protoplasmatische eenheden, die het 'bladgroen bevatten. Wegens hun rondachtige vorm bij hogere planten vroeger veelal bladgroenkorrels of chlorophylkorrels genoemd.

Bij sommige wieren zijn de c. zeer groot en van speciale vorm: ster-, plaat- of bandvormig. Het laatste is het gevalbij het, hieraan zijn naam ontlenende, bekende groenwier Spirogyra. Bij kleine eencellige groenwieren, zoals Chlorella, zijn de c. weer rondachtig, meestal bevat een cel dan slechts een enkele c., die deze grotendeels vult.

Bladen hebben in hun cellen meest zeer talrijke, kleine c. Het chlorophyl in de c. is in hoofdzaak, of misschien uitsluitend aanwezig in de grana, lensvormige structuren, waarvan enige tientallen in elke c. voorkomen, ingebed in een kleurloos stroma of matrix. Het stroma bestaat uit eiwitten en lipoiden, evenals de grana, waarin proteïne-schijven en lipoid-lagen afwisselen.

Lit.: J. B. THOMAS c.a. in: Biochimica et Biophys. Acta 8, 90, 1952.

< >