Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Carapa

betekenis & definitie

Een klein boomgesl. uit de fam. Meliaceae, verbreid over de trop. gebieden van Am. en Afr.

C. granatum ALSTON en C. moluccensis LAM. vervallen namen voor resp. Xylocarpus granatum KOEN. en X. moluccensis M. ROEM..C.guianensis AUBL. en C.procera D.C., krappa-hout (Sur.): min of meer gezellig groeiende houtsoorten van het zoetwater seizoen-moerasbos van trop. Z. Am., o.a. in Br. Guyana en Sur. De stammen zijn meestal niet bijzonder recht en de gemiddelde dikte der bomen overschrijdt zelden de 50 cm. Het matig zware, goed bewerkbare, duurzame, roodbruine hout is een der belangrijkste handelshoutsoorten van Br. Guyana, die onder de naam van mahonie wordt geëxporteerd. De bittere bast, die hel 'alkaloïde carapine bevat, wordt wel als looibast gebezigd. Uit de zaden wordt een olie bereid, die wel als geneesmiddel voor huidziekten wordt aangewend en overigens een insecticide werking schijnt te hebben.

In Congo komen verschillende soorten voor, nl. C.procera D.C., C.grandifiora SPRAGUE, enz. Het hout kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden: constructie, schrijnwerkerij, enz., ook als surrogaat voor mahoniehout.

< >