Totaliteit van het dierenleven in het bos; onder de juiste omstandigheden heerst er in de b. een evenwicht tussen de aantallen van elke soort. Wanneer dit evenwicht wordt verbroken (b.v. door verkeerde cultuurmaatregelen of abnormale klimatologische omstandigheden. kan het voorkomen, dat een bepaalde soort zich geweldig uitbreidt en schadelijk wordt voor het bedrijf.
Sommige soorten zijn onmisbaar voor de inleiding van de strooiselvertering (strooiselfauna).
Deze laatste wordt gewoonlijk onderscheiden in:
mega-fauna: 200-20 mm (muis-mol-worm-slak);
macro-fauna: 20-2 mm (kevers-mieren-insecten-larven en poppen);
meso-fauna: 2-0,2 mm (mijten-nematoden-springstaarten);
micro-fauna: <0,2 mm (rhizopoden-protozoën).