Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Boomkubering

betekenis & definitie

noemt men de inhoudsbepaling van de staande boom. Men meet hiertoe gewoonlijk de diameter op borsthoogte en de boomhoogte.

De boominhoud vindt men uit het product van het grondvlak op 1,30 m (g1.30), de boomhoogte (h) en het vormgetal (f) V = g1.30.h.f. De vormgetallen voor de verschillende houtsoorten vindt men in vormgetaltafels. Nog eenvoudiger is het gebruik van massatafels, waarin men voor elke houtsoort naar borsthoogtediameter en hoogte direct de inhoud kan opslaan en wel naar totale houtmassa, dan wel spil- of dikhoutmassa. De vorm van een boom is variabel, waardoor de inhoud van een boom van dezelfde diameter en hoogte vrij sterk kan uiteenlopen. In bovengenoemde tafels vindt, men gemiddelde waarden, uit een groot aantal waarnemingen bepaald, opgegeven. Voor één enkele boom kan de aldus berekende inhoud belangrijk (tot 30 %) van de werkelijke afwijken. Daarom is deze methode alleen te bezigen, waar men met een groot aantal bomen te maken heeft en voldoende vereffening van fouten zal optreden.

Voor de bepaling van de spilhoutmassa van de enkele boom kan men beter gebruik maken van de richthoogte-methode van PRESZLER. Hierbij bepaalt men de diameter op borsthoogte en de hoogte, waarop de diameter van de stam gelijk is aan de helft van die op borsthoogte, d.i. de richthoogte (R). De spil inhoud van de boom vindt men met behulp van de formule: V = 23 (R + 0,65).G 1.30. Door de richthoogte is met de bijzondere vorm van de boom rekening gehouden.

< >