De hoogte van de waterstand op een boezem, waarvan het handhaven bij het boezembeheer wordt nagestreefd. Het b. is meestal het peil, dat reeds werd aangehouden, voordat in het boezemgebied polders werden gevormd.
Vb.: bries zomerpeil 0,66 m, Delflandspeil 0,402 m, Rijnlands p. 0,60 m -N.A.P. De feitelijke waterstanden kunnen hiervan sterk afwijken, doordat s winters de lozing van de boezem onvoldoende is, of ‘s zomers de aanvulling te wensen overlaat. Het b. moet niet worden verward met het maalpeil.