Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Boerenbruiloft

betekenis & definitie

(volksk.) Een b. wordt vanouds uitbundig gevierd met veel eten, drinken en vooral vrolijkheid .Naar gelang van de streek verschillen de gebruiken. Bijzonder bekend is de b. in de Achterhoek.

Op de morgen van de grote dag spannen de knechten de huifkar in, waarmee de bruid zal worden weggevoerd. Spoedig komt men tot de ontdekking, dat een luns ontbreekt of een rad van de wagen niet wil draaien. Om dit te verhelpen moet de vader van de bruid een rijksdaalder en een fles jenever geven. De wagen, die een bezem ‘in de top voert’, is beladen met een kist met linnengoed, - eigengereid linnen - en het spinnewiel. Verder wordt meegevoerd het beddegoed, een melkstoel, zes stoelen, een vlegel, enz. Achter de wagen loopt de bruidskoe, terwijl ook een haan meegaat.

Inmiddels komt ook de bruidegom aanrijden. Nu kan de tocht naar zijn huis beginnen. Onderweg wordt de bruid geschut (z. Schutten) (naar G. J. KLOKMAN).In Oldenzaal, Ootmarsum en omgeving keert de bruid na afloop van de bruiloft in het ouderlijk huis terug.

De volgende dag haalt de bruidegom haar af met het huisraad. In dit zich verbergen van de bruid ziet Prof. SCHRIJNEN een overoud scheidingsgebruik.

Vroeger was het in Drente gewoonte, dat de wasschupneuger, de bruiloftnodiger, met zijn versierde wandelstok rondging.

Op de dag van de bruiloft ( — wasschup) komt de bruidegom, gezeten op de wasschupswagen, de bruid opeisen. Tijdens deze rit zit een ‘broedhen’ naast hem. Nadat de brandewijnskop is rondgegaan rijdt men naar het gemeentehuis. De broedhen heeft haar plaats naast de bruidegom nu moeten afstaan aan de bruid.

Onderweg wordt de stoet opgehouden door de jeugd, die een touw over de weg spant of een stok voor de wagen houdt. Eerst nadat centen op ‘gribbelgrabbel’ gegooid zijn (rijke boeren strooiden klein zilvergeld althans voor de kinderen van de naaste buren) kan men de rit, waarbij ook wel met pistool of geweer geschoten wordt, vervolgen (z. Schutten).

Thuis gekomen begint het feest. De bruidegom wordt de versierde breugmanspiep aangeboden, een lange, met papieren bloemen versierde, goudse pijp. Het bruiloftsvolk doet zich te goed aan brandewijn, stoet met schink (wittebrood met ham) en koffie.

Een b. in Friesland begint met een feestje, dat de bruidegom zijn vrienden in zijn ouderlijk huis aanbiedt. Ook de bruid ontvangt haar vriendinnen. Het dorp is op de trouw dag van een boerenpaar met vlaggen getooid. Na de huwelijksvoltrekking begeeft de stoet zich naar de dorpsherberg, waar de jeugd het bruidspaar met lovers van goud- en zilverpapier bestrooit. De bruiloft, gehouden in de ouderlijke woning van de bruid, begint met koffie en wittebrood met vlees en ham. Als de getrouwde genodigden komen, hebben bruid en bruidegom de voor hen bestemde ereplaats reeds ingenomen.

Er wordt thee gedronken en men bekijkt het huis, hof en vee. In een andere kamer, waar een paar speellui (muzikanten) aanwezig zijn, komt het jongvolk samen.

Op de tafels prijken reeds de zilveren brandewijnskoppen en kommen met rozijnen op brandewijn (z.g. boerenjongens). Het feest, begonnen met psalmgezang en liederen van HAZEN, gaat al spoedig over in ernstige en weldra luimige voordrachten en dansen in de schuur.

In Midden Limburg is men gewoon het bruiloftsmaal te beginnen met een reuzenkoek met rozijnen, rijkelijk besproeid met bier. Dan komt de rijstepap met boter en kaneel op tafel. Als het feestmaal in volle gang is komen de ‘Aartjes’ (z.g. knapenbond) hun geschenk aanbieden: een heel klein popje in een grote kist. Ze gaan naar de vlaaiendis om mee te smullen en hun deel te krijgen. Maar de gasten verweren zich. De Aartjes worden geslagen; met meel bestoven moeten ze spitsroeden lopen.

Vader Aartje ziet een vat bier, dat hij leegtapt voor zijn jongens, die weer ‘schandaal’ (kabaal) maken. Ze stapelen ploegen, eggen, takkenbossen en stukken hout voor de deur. Ruiten worden ingegooid, de deur wordt gerammeld zodat ten slotte de bruidegom zich over moet geven.

De bruid trakteert dan op krentemik met vla en pap. Als de Aartjes tenslotte alles weer op zijn plaats gebracht hebben nemen zij verder deel aan het feest.

N. Holland viert een b. met een maaltijd van grauwe erwten met rozijnen, gevolgd door tulband en taart. Eerst tegen vijf uur in de morgen mogen bruid en bruidegom zich verwijderen. Reeds na enkele uren worden ze weer opgehaald door de speelnoots. Onder een wat laken, bij wijze van baldakijn op vier stokken gespannen, woorden ze teruggeleid in de feestzaal, waar men samenblijft tot het middaguur.

Ds DRIJVER zegt van het dorp Warder in de Zeevang: Een aaneenschakeling van feestdagen gaat aan elk huwelijk, althans bij de gegoeden, vooraf. Bruid en bruidegom doen bij de familie de ronde. De bruiloft wordt vaak door meer dan honderd gasten meegevierd. Niet zelden duurt het feest meer dan een etmaal, ‘t Begint om ‘half-elfjestijd’ in de morgen en men gaat uiteen, als het al weer diep in de morgen is.

Zeer feestelijk wordt de bruiloft gevierd in het Munsterse veld, langs de Ruiten A en aan de Duitse grens van Drente.

Aan het eind van de lange dag en nacht, welke de bruiloft duurt, wordt een tevoren met snaps (jenever) dronken gevoerde haan uit het hok gehaald en losgelaten. Als het dier weer is opgevangen slaat één der gasten de haan met de bijl de kop af. De haan wordt geplukt en opengesneden, op een ladder door het dorp gedragen. De buren leggen hun geschenk - worsten - naast de haan op de ladder. (Driemaandelijkse bladen, 1907.)

In Nieuw Schoonebeek trekt een joelende schaar naar de boerderij van de ouders der bruid om de bruidshaan te vangen. De haan wordt met. jenever dronken gevoerd en naar de bruiloft gebracht. Daar wordt het dier op een ladder gebonden en moet de naaste buurman hem de kop afslaan, plukken en slachten.

Als de bruid de haan heeft gebraden tracht elk der bruiloftsgangers er een stuk van te bemachtigen. Dit gebruik moet beschouwd worden als een inwijdingsrite.

In Vriezenveen beginnen de vriendinnen van de bruid op de avond van de ondertrouw met het rozen maken, ter versiering van paarden en wagen op de bruiloftsdag.

De Zondag na de ondertrouw wordt bij de bruid thuis het jongelui’s gastmaal gehouden, een dag later gevolgd door het oudelui’s gastmaal. De volgende

Zondag vindt hetzelfde plaats bij de ouders van de bruidegom.

Dan gaan de brulfteneugers uit. ongetrouwde zusters of nichtjes van bruid en bruidegom. Ook worden nu de buren te gast gevraagd. Op Zaterdagmiddag vindt het inhuizen plaats, als de buren het huisraad naar de nieuwe woning brengen, ‘s Avonds viert men dan de jongelui’s bruiloft. Bruid en bruidegom betreden hun nieuwe huis op de Zondag na de inzegening.

In Vlaanderen werd de bruiloftsmorgen vroeger veelal ingeluid door het afschieten van kanonnetjes en het maken van lawaai. Schilderachtige bruiloftstoeten behoren hier tot het verleden: het aandoen van een aanzienlijk aantal herbergen met of zonder speelman aan het hoofd van de groep feestvierenden is daarvan een vrij prozaïsch overblijfsel.

In Belgisch Limburg hebben veel huwelijksgebruiken stand gehouden, o.a. het spannen van een wit lint vóór de kerkdeur, wanneer de stoet deze wil verlaten (ook in Vlaanderen te Hechtel) en het opsluiten van het jonge paar in de kerk (te Kessenich): voor een fooi wordt het lint doorgeknipt, gaat de kerkdeur open en kunnen bruid en bruidegom huiswaarts gaan. Vooral in deze provincie neemt de buurt gaarne aan de bruiloft deel en zo kan de bruiloft daar wel eens uitgroeien tot een uitbundig volksfeest, waaraan geheel het dorp meedoet, zoals men in ‘Eigen Aard’ (blz. 482-485) van Dr K. PEETERS uitvoerig kan lezen.

W. ROUKENS K. C. PEETERS.

< >