Apium graveolens L.. Andere benamingen: snijselderij, knolselderij.
Is een selderijsoort, waarvan de bladeren en soms ook de bladstelen in fijngemaakte toestand in soepen e.d. verwerkt worden. ‘s Zomers vindt de teelt in de volle grond en ‘s winters onder glas plaats. Bij de teelt onder glas wordt meestal 1 gram zaad per m2 breedwerpig uitgezaaid. Later wordt het gewas soms langs de grond afgesneden (= snijselderij). Meestal echter wordt het gewas uitgetrokken. In beide gevallen maakt men van het product bosjes. Bij de teelt in de volle grond wordt soms ook op rijen gezaaid.
In bepaalde streken wordt na opkomst verplant op een afstand van 25 x 10 cm. De selderij wordt dan veel grover en zwaarder (struikselderij).