Dit vroeger veel en nu nog wel gebruikt werktuig voor het op- en neerwinden van de kap van een hooiberg bestaat uit een verplaatsbaar op de grond gelegen raamwerk, waarop twee staanders.
Onder in deze twee staanders is een as, welke verder is uitgevoerd als een dubbele windas.
In de bovenzijde van elke staander is een touwschijf.
Vanaf de dubbele windas lopen over deze schijven twee touwen, welke verbonden zijn aan een zich tussen de staanders bevindende losse balk. Bij het opheffen van de kap van de berg plaatst men een stijl op deze los opgehangen balk en onder de laningen van de kap. Door het draaien aan de windas wordt de loshangende balk omhoog geheven en door middel van de stijl tevens de kap van de berg.