Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Begonia

betekenis & definitie

fam. Begoniaceae.

Gesl. van ruim 400 soorten uit trop. en subtrop. Am., Afr. en Az.. 1. (Ned.) De sierplanten van dit gesl. kunnen verdeeld worden in knol-b., blad-b. en stengel-b.(1) De knol-b. (z. tuberhybriden), die vooral voor perkplant gebruikt worden, zijn ontstaan uit kruisingen van B. boliviensis de. e.a. Ze zijn nog weer in te delen in 3 groepen, nl.:

a. met zeer grote, vaak fel gekleurde bloemen, die enkel en gevuld, gaafrandig, gefranjerd (fimbriata), gekroesd (crispa) of gekamd (cristata) kunnen zijn. Vermenigvuldigd uit zaad, worden ze buiten opgekweekt in de omstreken van Gent in Belg. en vandaar uit in Ned. ingevoerd;
b. lager blijvend met middelmatig grote, half gevulde bloemen, in rood (‘Flamboyant’), geel (‘Helene Harms’) e.a. Vermeerdering d.m.v. stek; c. met meer hangende stengels en gebruikt voor bloembakken en balcons.

(2) Blad-b., met korte stengels en fraai getekende, bruine, groene, grijze, enz. bladeren, ontstaan uit kruisingen van B.rex PUTZ. en B.diadema LIND., de eerste met vrijwel gaafrandige, de tweede met sterk ingesneden bladeren. Vermeerdering onder dubbel glas d.m.v. bladstukjes. Meest gebruikt voor mandvulling, het blad ook voor ander bindwerk. Struikvormige soorten, die vooral om het fraaie blad gekweekt worden, zijn b.v. B.scharffiana REG., B. haageana W. WATS.

(3) Stengel-b., welke nog weer verdeeld worden in de z.g. zaai-b. en de z.g. winterbloeiende hybriden. Eerstgenoemde, ontstaan door kruisingen van B. semperflorens LiNK et OTTO en B.schmidtiana REG.,zijn meest kleinere planten met kleine, rode, rosé of witte bloemen, en worden gebruikt als potplant en voor perkbeplanting. Vermeerdering door zaaien onder glas, enige gevuldbloemige d.m.v. stek.

Van de z.g. heterosis-b. kan het zaad alleen verkregen worden door jaarlijks uit te voeren kruisingen tussen bepaalde ouders. De z.g. winterbloeiende hybriden, die thans overigens een groot deel van het jaar in bloei gebracht worden, zijn ontstaan uit kruisingen van B.socotrana HOOK. , e.a. met knol-b. Deze kamerplanten vallen uiteen in twee duidelijke groepen,nl. Lorraine- en Elatior-b. Eerstgenoemde, die vermenigvuldigd worden d.m.v. bladstek, hebben vrij kleine rose (‘Ege. s Favorite’) of witte bloemen.

Die van de Elatior-klasse hebben steviger stengels en middelgrote tot zeer grote, enkele of gevulde, witte, gele, rose, paarsrose of rode bloemen. Bekende var. zijn ‘President’ (rood), ‘Exquisite’ (rose), ‘Man’s Favoriet’ (wit) e.a. Vermeerdering d.m.v. scheutstek, gewonnen van moerplanten, die gedurende de winter zwak belicht worden, waardoor de bloemvorming onderdrukt en de vegetatieve groei bevorderd wordt. J. WASSCHER.

2. (België) In België wordt de teelt van b. voor de verkoop van knollen vooral aangetroffen in de omgeving van Gent: Beervelde, De Pinte, Laarne, Lochristi. Voor het winnen van de planten, waaraan de knollen ontwikkelen, worden de zaaddragers door de kwekers zelf uitgekozen; in vele gevallen leggen deze zich ook op het kruisen toe en bekomen aldus nieuwe variëteiten.

De thans in het Gentse gekweekte hybriden danken hun ontstaan aan B. boliviensis DG., B. rosaeflora, B. veitchii HOOK. e.a. De B. multiflora, die vermenigvuldigd wordt door zaad en door stekken, dankt haar oorsprong aan kruisingen tussen B.hybr. ‘Gloire de Nancy’ en var. van B. pearcii, B. davisii, B. octopetala, e.a. Een goed overzicht van de geschiedenis en de ontwikkeling van cle b. teelt vindt men bij CHARLES CHEVALIER, Les Bégonias (Liège, 1938).

De handelsteelt van B. tuberosa en B. multiflora is er op gericht om binnen het jaar dikke, gezonde knollen voort te brengen, die tijdens de winter voor verkoop in aanmerking komen. Deze intensieve cultuur verschaft een dankbare arbeidsgelegenheid aan vele bewoners van de Gentse randgemeenten.

Teelt.

Het fijne, dikwandige en hoornachtige zaad wordt in Jan.-Febr. oppervlakkig uitgezaaid in teilen, die met gezifte heigrond of zandige bladgrond gevuld zijn. De teilen worden in de kweekkas dicht bij het glas geplaatst. Het zaad zelf wordt niet gedekt, doch op de teilen komt een ruit, om een te sterke verdamping tegen te gaan. Bij doelmatig gieten en het regelen van de temperatuur op 20-25 C kiemt het zaad na 8 dagen.

De jonge kiemplantjes worden zo spoedig mogelijk, en eveneens in met heidegrond gevulde teilen, verspeend op een afstand van 1 cm. Daar de plantjes nog te klein zijn om met de vingers behandeld te worden, bedient de kweker zich van een scherp stokje en plaatst in elke teil 150 a 200 plantjes. De kas wordt op een temperatuur van 20° C gehouden. In Mrt, wanneer de plantjes elkaar goed raken, worden ze een 2e maal verspeend, nu op een afstand van 2 cm; bij de 3c verspening, in April, komen ze in voedzame bladgrond op de tabletten of in bakken op een afstand van 5 cm.

Daarna worden ze buiten op het kweekbed of in de kweekbak geleidelijk gehard: tijdens de koude nachten worden ze nog beschut en overdag stilaan aan de zon gewend. Einde Mei, begin Juni worden de b.planten in het vrije veld op humusrijke grond uitgeplant op 20 cm afstand. In de eerstvolgende dagen worden ze nog beschaduwd met schermlinnen of latwerk. Er wordt verder geregeld besproeid en, indien nodig, vloeimest toegediend. Tijdens de zomer worden de kweekbedden geschoffeld. Begin Aug. begint de bloei en krijgen de velden hun bonte kleurentooi.

De oogst van de B. heeft plaats in Oct. De knollen worden in een warm en goed verlucht lokaal te drogen gelegd en komen klaar voor verzending in de winter. Zij zijn vooral bestemd voor zomerbloemperken en worden, samen met Gloxinia-knollen, naar het buitenland uitgevoerd in volgende verhouding: Ver. St. 37%; Ned. 26% ; Eng. 10%; Duitsl. 8%; Zweden 7%; Frankr. 5%; Zwitserland 3 % ; Canada 2 %.

Voor B. bedroegen de uitvoercijfers

in 1945: 4.292.725 stuks

in 1946: 9.717.020 stuks

in 1947: 10.895.979 stuks

in 1948: 16.500.476 stuks

in 1952: 25.060.514 stuks.

In 1952 bedroeg de waarde der uitgevoerde b. ruim 50.000.000 frs.

A. G. DUMON.

< >