Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Artocarpus

betekenis & definitie

fam. Moraceae.

Tot dit gesl. behoort de belangrijke tropische vruchtsoort Artocarpus integra (THUNB. MERR., volgens CORNER A. heterophylla LAM., Indon. nangka, Eng. jackfruit, welke 30-90 cm lange vruchten levert met een middellijn van 25-50 cm (tot 50 kg). Nangka is een middelmatig hoge boom, geschikt voor natte tot zeer droge streken, welke echter geen hoge grondwaterstand verdraagt. De grote schijnvruchten kunnen bijna het gehele jaar geoogst worden en zijn bij de inheemse bevolking zeer gewild. De jonge bloeiwijzen worden gegeten als roedjak. Van de jonge vruchten wordt sajoer en ook roedjak gemaakt. de halfrijpe vruchten worden door een zak omgeven om ze tegen vleermuizen te beschermen. Zowel het gele vruchünocs als de zaden worden gegeten. Het sterke duurzame hout is voor huisbouw, meubels en draaiwerk gezocht. Deze houtsoort is ook voor reboisaties in het bergmoessonbos met succes gebruikt.

Minder verspreid is A.champeden (LOUR.) SPRENG., Indon. tjampedak. De vrucht is kleiner, 20 35 cm lang met 10-15 cm middellijn, de smaak is sterker en de boom is geschikt voor streken met zeer hoge regenval en wordt voorn, aangetroffen in W. Java en in de Molukken. A.rigida BI. heeft een vrij waardeloze vrucht, doch is tc gebruiken als onderstam voor nangka en tjampedak, hoewel deze vruchtsoorten meestal door zaad vermeerderd worden en ook zijn te oculeren op eigen stam. A. communis FORST., broodboom, heeft twee vormen nl. soekoen, zonder zaden en kloewih met zaden.

De soekoen wordt vermeerderd door worteluitlopers, kloewih ook door zaden. De jonge vruchten worden vooral gaarne in de sajoer bij de rijst gebruikt. Rijp worden ze in de vorm van gedroogde of gebakken schijven als biscuits gegeten. Het hout van deze soort is licht, zacht en weinig duurzaam. Bosbouwkundig is verder de in het laagland-moessonbos van Java van nature voorkomende A.elastica REINW. het meest van belang. Inheemse naam bendo (Jav.), teurcup (Soendan).

Boom tot 40 m hoog en 100 cm dik met een vrij licht en zacht, geel glanzend later bruinverkleurend, tamelijk grof hout, dat om zijn goede duurzaamheid voor de inheemse huis- en prauwenbouw hoog geschat wordt. De bast van deze boomsoort bevat een waardevolle vezel. De bast van jonge bomen wordt voor de vervaardiging van touw en in Japan voor fibre-koffers gebezigd, terwijl de bast van oudere bomen in Borneo tot baadjes, hoofd- en lendendoeken worden verwerkt. Uit het kleverige melksap wordt vogellijm bereid.

H. F. WATERSCHOOT / J. H. BECKING.

< >