Snuilkevergesl. met een zeer groot aantal soorten, fam. Curculionidae.
I.h.a. enige mm grote, dikwijls staalblauw gekleurde snuitkevertjes met een opvallend lange, gebogen snuit. De meeste d.-soorten leven op vlinderbloemige gewassen; larven in bloeiwijzen, stengels, bladeren en wortels. Enkele soorten veroorzaken gallen. Verpopping in de voedselplant. de jonge kevers verschijnen in Juli en Aug. en veroorzaken soms ernstige schade door typische skeletvreterij. In Ned. treft men in klavervelden dikwijls aan: A.apricans HRBST, A.assimile KIRBY, A. dissimile GERM. en A.nigritarse KIRBY. Op lucerne vooral A.pisi F.. Bestrijding met DDT, HCH en parathion, echter alleen bij uiterste noodzaak.