fam. Braconidae.
Een grote groep van kleine, zwarte, ook als Microgaster bekende sluipwespen, die bij voorkeur in rupsen parasiteren en hun slachtoffers op een zeer jong ontwikkelingsstadium aansteken, b.v. kort nadat deze het ei verlaten hebben. De larven van A. zijn volwassen als de aangestoken rups eveneens volwassen is. Zij boren zich dan door de lichaamswand naar buiten en verpoppen in een stevig spinseltje, naast of onder de stervende gastheer. Deze spinseltjes zijn mooi goudgeel, wit of soms groenachtig. Van sommige soorten ontwikkelt zich slechts een enkel individu per gastheer, van andere komen talrijke larven in een enkele rups tot ontwikkeling. Tot de laatstgenoemde behoort A. glomeratus L., zeer algemeen in rupsen van het koolwitje, Pieris brassicae L. Van de herfst generatie dezer rupsen zijn soms meer dan 90% door deze sluipwesp aangetast en gedood. Coconnetjes geel, in groten getale onder de dode volwassen rups.
A.lacteicolor VIER., solitair in rupsen van de satijnvlinder, Leucoma salicis L., cocon wit. In Indon. eveneens talrijke soorten, b.v. A.artonae ROHW., solitair op Artona catoxantha Hps., A.bataviensis ROHW., massaal op rupsen van Paralebeda (= Odonestis) plagifera WLK., de staande, witte cocons bedekken de gehele rugzijde van de rups. De Apanteles-soorten zijn ongetwijfeld zeer nuttig, doordat zij de populaties van hun gastheren sterk kunnen verzwakken; het is echter een nadeel, dat aangetaste rupsen zich vrijwel normaal tot het laatst toe blijven ontwikkelen, zodat een dadelijke invloed op de populatie niet merkbaar is.